Volg de onderstaande stappen voor het installeren en inregelen van de MX-serie. Dit geldt voor de MX-110/210/310/320.
- Maak het systeem spanningsloos
- Sluit de werkschakelaar aan volgens onderstaand schema:
- Controleer of er spanning (230V) op de werkschakelaar staat tussen L1 en N
- Sluit gewenste regelaar aan (zie regelaars.pdf)
- Bekijk de luchtgrafiek om het werkpunt te bepalen
- Stel de potmeters op het juiste werkpunt in
Met potmeter 1 stelt men 10% t/m 90% in, met potmeter 2 stelt men 0% t/m 9% in. Deze combinatie bepaalt de minimum luchthoeveelheid. Met potmeter 3 stelt men 10% t/m 90% in, met potmeter 4 stelt men 0% t/m 9% in. Deze combinatie bepaalt de maximum luchthoeveelheid.
- Sluit de MX, schakel de werkschakelaar in en controleer of het systeem werkt
- Stel eventuele externe regelaars in de hoogste stand
- Sluit ramen en deuren
- Open alle daarvoor bedoelde toevoeropeningen
- Controleer de bouwkundige overstroomvoorzieningen [min. 12cm per l/s]
- Monteer de ventielen en stel deze in volgens de berekende instelstaat
- Monteer de wasemkappen en stel de vlinderkleppen in volgens berekende instelstaat. Sluit daarna de wasemkappen
- Controleer de luchthoeveelheden door de ventielen. Begin zo dicht mogelijk bij de ventilator
- Controleer de afwijkingen. Zorg ervoor dat alle afwijkingen min [of plus] zijn. Zorg er ook voor dat het ongunstigste ventiel geheel open staat
- Pas, indien nodig, de gewenste % max. capaciteit aan. Hoe lager, hoe minder energieverbruik
- Open de 2-standenventielen en de wasemkappen
- Controleer nogmaals de luchthoeveelheden door de ventielen
- Maak een meetrapport
- Stel eventuele externe regelaars weer in de juiste stand